De weg naar Timboektoe
Dagboek
Wasbord rijden.

Timboektoe: stad met de magische klank van onbereikbaarheid. Het gaat er niet om er te zijn maar om er te komen. Het kan per vliegtuig. Dat is eigenlijk niet 'er komen' maar 'verplaatst worden naar': 'Beam me up to Tombouctou, Scotty'. Het kan ook per boot over de Niger. Vanuit Mopti is dat drie dagen varen met de publieke pinasse. Dat is er 'er komen'. Ik wil er over land komen, vanuit Douentza: tweehonderd kilometer piste tot het veer over de Niger bij Korioume en daarna nog achttien kilometer asfalt. Peulenschil?

Het begin is goed: een rode piste met hard oppervlak en weinig wasbord. Geen zand. Een mooi, verdorrend maar nog groen, Sahel landschap. Ik haal gemakkelijk zestig kilometer per uur. Als de piste zo blijft bereik ik het veer in het begin van de middag. Iedereen met een beetje reiservaring weet dat de weg naar nowhere alleen maar slechter wordt en Timboektoe is in the middle of nowhere. Het wasbord neemt toe, zowel in omvang als in intensiteit en is niet te vermijden. Er zijn veel kuilen en voordes door wadi's waarvoor ik moet afremmen en zo kan ik onvoldoende snelheid maken om over het wasbord te komen. Het wordt zwaar voor motor en berijder. Ik kruip voort in de tweede en soms de eerste versnelling. Moet ik dit doen? Is het de moeite waard? Is het niet beter terug te keren en Timboektoe te vergeten? Wasbord rijden is fysiek slopend. De wervels trillen lekker tegen elkaar; tegen mijn nieren zeg ik altijd 'Hou je vast aan de ruggengraat' maar dat is op wasbord geen goed advies. Alles trilt en de trilling slijpt alles tot schilfers en stof: de kartonnen doos van de voetpomp, de plastic doos met bouten en moeren, de zakjes met ringen, alles wordt tot poeder en schilfers getrild. Wasbord is bovenal psychisch slopend. Wasbord rijden is niet moeilijk maar het zuigt alle energie uit het brein. Zand rijden is ook slopend maar daarbij wordt de energie tenminste omgezet in stuurmanskunst. Wasbord rijden is alleen maar een kwestie van volhouden. Het brein gaat malen – zal ik wel, zal ik niet? Is het niet beter …? – en dan komt het moment waarop het brein het contact met de buitenwereld verbreekt. Tuut … tuut … tuut. Dan hobbel je verdoofd verdwaasd voort totdat je ergens aankomt en dan ontwaak je uit de verdoving.