Deep South
Dagboek
Deep South

Blanche Deveraux uit de serie Golden Girls, da's Deep South. Rekken: deeeeeep souououthhh. Ik zag haar op tv, niet in Golden Girls maar in een hotelserie, Golden Palace, die bij mijn weten niet in Nederland is uitgezonden. In de aflevering die ik zag is haar tegenspeler een zwarte man en het plot de komst van een groep dames uit de zuidelijke staten. Ter gelegenheid daarvan heeft Blanche de vlag van de Confederatie opgehangen. Dat is tegen het zere been van de zwarte man. Blanche: 'Die vlag is volkomen onschuldig. Hij staat voor mijn gelukkige onbezorgde jeugd, voor mijn vrienden en vriendinnen.' De zwarte man: 'Voor mij staat die vlag voor gesloten deuren, voor 'je komt er niet in'.' Alabama, Deep South: de historie van segregatie, scheiding tussen blank en zwart, van bevochten burgerrechten. Ik herinner me de televisiebeelden van op betogers inhakkende politiemannen, brandende kruisen, kerels in lange gewaden met puntmutsen op, Ku Klux Klan. In zwartwit want toen was er nog geen kleurentelevisie.

Selma heeft een plaats in de strijd om burgerrechten vanwege De Mars, de mars van Selma naar Montgomery. Het ging om het stemrecht. Natuurlijk is in Selma een museum aan de mars gewijd. De aanleiding wordt uit de doeken gedaan: om te mogen stemmen moet een burger geregistreerd zijn en om geregistreerd te worden moet een examen worden afgelegd. Zwarte mensen moesten raden hoeveel bonen er in een pot zaten of een Chinese tekst voorlezen. Het zijn verbijsterende kinderachtigheden om zwarte mensen het stemrecht te onthouden. Er hangen foto's van de mars: een lange slang mensen, politie, traangaswolken. De foto's zijn treurig vanwege het geweld en aandoenlijk vanwege al die mensen die zijn opgestaan voor een fatsoenlijke behandeling. Ik kijk of er ook blanken aan de mars meededen. Ja, ze zijn er; opmerkelijk veel nonnen. Later, aan de bar van het St. James hotel waar ik logeer, vraag ik mijn zwarte buurman hoe dat zat met het stemrecht: moest iedereen zo'n examen afleggen? 'Nee, dat was alleen voor zwarten. Het was een verschrikkelijke tijd.' Ik schat hem begin veertig: 'U hebt dat toch niet meegemaakt?' 'Nee, ik niet maar mijn ouders wel. Die zijn zo behandeld.' 'Hoe is het nu?' 'Nu is het veel beter.' Hij is merkbaar geƫrgerd, staat op en beent de bar uit zonder gedag te zeggen. 'Beter' is in deze context minder dan 'goed'. De strijd is nog niet gestreden, in ieder geval niet in Selma. Tussen rechten en de rechtvaardigheid van gewoon meedoen zit een kloof vol schimmen. De trauma's van mijn zwarte buurman aan de bar die worden doorgegeven van generatie op generatie. Het is niet voorbij. De lommerrijke gegoede buurten van Selma: blank, behalve de tuinman. De zwarte dakloze waarvoor ik het nachtverblijf betaal: 'Yes Sir, thank you Sir, God bless you Sir' alsof hij tegen een meerdere praat. De zwarte veger van St. James hotel kan zo uit de negerhut van Oom Tom zijn gestapt. Ook het overige personeel is zwart maar de eigenaresse is blank en doet denken aan Blanche Deveraux: 'Het is allemaal goed. Iedereen heeft nu gelijke rechten. We zijn gelukkig.' Ze meent het, als Blanche.